Uren heb ik doorgebracht bij Hanneke Verhey in Deventer en Zutphen.

Weken bij Joop Crompvoets in Swalmen, Hans Meeuwsen in Goirle en Thomas en Katrin König in Kleef.

Dat alles in het kader van mijn hobby; keramisch vormgeven.

Of noem het simpelweg ‘pottenbakken’; draaien op de pottenbakkersschijf of vormen met de hand.

Op het laatst had ik privéles van Hanneke.

Als ik dan eenmaal mijn doel helder voor ogen heb en helemaal op dreef ben, dan is er voor mij geen besef meer van plaats en van tijd.

Helemaal verliezen kan ik me in mijn hobby; het maken van keramiek.

 

Het kost me weinig moeite om de beelden weer naar boven te halen.

Ik laat me inspireren door wat ik zie.

Fascinerend vind ik met name de keramiek van de Native Americans (Indianen). Niet alleen de techniek en de vormen, maar ook de decoraties.

Zo heb ik me bijvoorbeeld laten inspireren door een pot in het Chapin Mesa Archeological Museum in Mesa Verde National Park, in de USA.

 

Een échte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding

 

Ik was vooral gebiologeerd door de techniek.

Hoe hebben ze die pot gemaakt?

Hij is in elk geval opgebouwd uit rollen klei. En aan de afdrukken in de klei te zien, lijken de rollen met kneepjes van de vingertoppen tegen elkaar te zijn aangedrukt.

Maar hoe hebben ze dat precies gefikst?

Ik ga dan aan het experimenteren. Totdat ik een werkwijze gevonden heb, die voor mij voldoet.

Dan kan ik van start en gaan bouwen aan wat ik voor ogen heb.

En dan raak ik helemaal in de flow.

Ik steek mijn tong nog net niet tussen mijn lippen, maar 100% gefocust ben ik dan aan het werk.

Ik heb zelfs niet in de gaten als ik geobserveerd word.

Ik ben alleen bezig met dat wat ik op dat moment aan het maken ben. En mijn werkstuk groeit onder mijn handen.

Ik heb het in mijn vingers, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik heb het onder controle en al doende gaat het me steeds beter af.

Het is een mooi staaltje van merkbaar beter worden in iets; mastery, zoals men dat in psychologentermen noemt.

Het is een van de kenmerken van een échte hobby.

 

Een echte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding

 

Voor mij is met klei bezig zijn een ultieme vorm van ontspanning. En in die zin een mooi voorbeeld van een échte hobby

Een échte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding.

Op cv’s zie ik nog weleens dat mensen bijvoorbeeld films kijken scharen onder de noemer hobby’s. Of kijken naar voetbalwedstrijden.

Maar volgens Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie van de Nijmeegse Radboud Universiteit en gespecialiseerd in geluk, zijn films of series kijken op bijvoorbeeld Netflix geen échte hobby’s.

Als je met een échte hobby bezig bent, dan kun je niet even tussendoor appen of mailen.

Het komt zelfs niet in je op, om dat te doen. Gefocust als je bent op je hobby.

Terwijl je, als je een film kijkt of naar een voetbalwedstrijd op TV, je rustig even tussendoor kunt appen of een berichtje kunt liken op Facebook.

 

Dijksterhuis ziet een échte hobby als één van de schaarse activiteiten waarbij je helemaal ‘uit kunt staan’.

Teruggetrokken uit de hectiek van werk. Of de hectiek van een druk gezin.

Door een échte hobby laad je jouw accu weer op. En voorkom je dat je opbrandt.

 

Er onvoldoende voor zorgen dat je je accu weer oplaadt is een belangrijke oorzaak van een burn-out.

Crucialer dan werk dat je te veel energie kost.

Dus laad je accu op met een échte hobby!

Maak daar bewust tijd voor. In plaats van dat je maar beziet hoe een dag of een week verloopt en of er nog tijd overblijft voor je hobby.

 

Wat dat betreft werkt het schrijven van deze e-mail voor mij ook weer als een wake up call.

Bewust tijd maken voor mijn hobby!

Zoals psycholoog Paraskas Petrou het noemt: Ga leasure craften.

In analogie met job craften: pas je vrije tijd aan, aan persoonlijke wensen en eisen.

 

 

Dat heeft alles te maken met jouw persoonlijke missie.

Voorkom dat je, zoals een van mijn potentiële klanten aangaf, weinig tijd hebt voor creativiteit naast je werk, je werk moeilijk kunt loslaten en een piekerhoofd hebt.

Heb je jouw missie scherp, dan kun je keuzes maken in lijn met jouw persoonlijke missie. Niet alleen met betrekking tot werk, maar voor alle levensterreinen die belangrijk voor je zijn.

 

Zet een eerste stap in de goede richting en neem contact met me op voor een oriënterend gesprek.

Leg je vragen aan me voor en krijg een indruk van wat ik voor jou daarin kan betekenen.

 

 

 

 

In een van mijn vorige berichten vertelde ik je dat ik vijftien jaar in Tilburg heb gewoond.

Alhoewel het Tilburgse carnaval mij als Limburgse niet zo aansprak, ging het niet langs me heen.

Tijdens carnaval noemen de Tilburgers zich Kruikenzeikers of Kruiken, en de stad wordt dan Kruikenstad genoemd.

Tilburg was vroeger een textielstad. Met name een ‘wolstad’.

Het verhaal gaat dat men urine gebruikte om de wol te wassen. De inwoners spaarden urine in kruiken. Deze werd opgekocht om later gebruikt te worden om de wol te wassen.

De wol kon met urine worden ontvet door de hoeveel ammoniak, die erin zit.

Het verhaal wordt vaak verteld en het is terug te vinden op afbeeldingen, bijvoorbeeld in het Textielmuseum. Dus waarschijnlijk is het echt wel waar.

Men gebruikte urine overigens ook bij het verven van de wol. Of ‘het laken’ of ‘vollen’, zoals men het toentertijd noemde.

Dat ‘vollen’ was handwerk. Of het gebeurde in een volmolen; een machine op waterkracht, waarmee wol vervilt werd door met houten hamers in een bak op de natte wol te slaan.

Als hulpmiddelen werden vette klei, urine, zeep en water gebruikt.

Door het gebruik van urine was de stank rond zo’n volmolen vaak niet te harden. Een dergelijke molen werd daarom meestal buiten het dorp gebouwd.

 

Tilburg als textielstad sloot aan bij een van mijn hobby’s, het werken met wol.

In de zeventiger jaren heb ik heel wat vachten weggesponnen en kilo’s wol geverfd met allerlei natuurlijke materialen. Om er vervolgens op mijn Glimakra weefgetouw, bijvoorbeeld mooie stoffen voor jasjes van te weven.

Weeftechnieken leerde ik van een technisch professional van het Textielmuseum.

 

Als je je profileert als azijnpisser, dan maak je weinig kans

 

 

Kruikenzeikers hebben wel iets gemeen met azijnpissers. Dat snap je wel.

Alhoewel, ik denk dat je beter met een Kruikenzeiker te maken kunt hebben dan met een azijnpisser.

 

Want samenwerken, mogelijk ook samenleven, met een azijnpisser is geen feest.

Een azijnpisser is, het woord zegt het al, een zuur, chagrijnig, sikkeneurig persoon.

Wat afgezwakt, een mopperkont. En in keurig Nederlands, een kniesoor. Maar dat klinkt voor mij wel heel Hollands.

 

Misschien ken jij zo iemand ook wel. Heb je er zelfs een heel helder beeld van. Word je er al moe van, als je eraan denkt.

Het zijn mensen die geneigd zijn hun wereld te bezien door een donkere bril. Bijvoorbeeld hun werk. En algauw allerlei negativiteit spuien.

Het is goed om van tijd tot tijd je hart te luchten, in plaats van er een moordkuil van te maken. Maar realiseer je wat het met je omgeving doet.

 

Zo hoort een potentiële werkgever niet graag allerlei negatieve uitlatingen over jouw vorige werk of jouw vorige werkgever.

Ook al wil je misschien zelf op die manier beargumenteren waarom je de overstap naar ander werk wilt maken.

Maar pas op en stap niet in die valkuil.

Bij een potentiële werkgever kun je door jouw negatieve uitlatingen alarmbellen doen rinkelen.

Want wie weet, hoe jij je straks over hem uitlaat? Als het je bij hem niet bevalt?

 

Bovendien roep je met je negatieve uitlatingen mogelijk ook nog andere vragen op.

Zeker als je ondanks het feit dat je niet blij bent met je werk, daar toch enkele jaren bent blijven zitten.

Je hebt dan in elk geval iets uit te leggen.

Want als het werk je al langer niet bevalt, waarom heb je dan niet eerder werk gemaakt van ander werk?

 

Kortom: als je je profileert als azijnpisser, dan maak je weinig kans op een mooie nieuwe baan.

Wil je werk maken van ander werk, omdat je het niet meer naar je zin hebt in je huidige werk?

Kies voor een positieve insteek.

 

Zo werkte ik onlangs met een coachklant aan de omschrijving van het werk dat hij wil doen.

Daarbij kwamen mooie omschrijvingen naar voren als afgeleide van zijn missie met betrekking tot werk.

Verder richtinggevende items in de zin van activiteiten en taken waarmee hij zich bezig wil houden, favoriete rollen, verantwoordelijkheden en werkvelden.

 

Al met al leverde de exercitie mooie input op voor het schrijven van een overtuigende en bovenal positief gefundeerde motivatiebrief.

Totaal iets anders dan de negatief getinte brief waarmee hij zijn overstap naar een ander werkveld had willen beargumenteren.

Die laatste brief kon in de digitale prullenbak. Positief werk aan de winkel!

 

 

Ben je totaal uitgekeken op het werk dat je nu doet?

Of wil je anderszins weer een positieve slinger geven aan je huidige werk?

Maak een afspraak met me voor een oriënterend gesprek via deze link.

Graag maak ik samen met jou werk van mooi werk.

 

 

 

 

Levenslessen van Gladys McGarey, een 103 jaar oude arts

 

“Ik zeg altijd: je moet een plan hebben waardoor je wilt blijven leven, waardoor je juice blijft stromen. Iets wat voor jezelf belangrijk is.

Juice kun je vertalen als ‘levensvreugde’. Het is de energie die je krijgt als je je bezighoudt met dingen die ertoe doen. Ik vind het fijn om mijn kinderen en kleinkinderen te zien opgroeien, maar daarnaast heb ik ook mijn eigen activiteiten. Ik vroeg patiënten ook altijd of ze een doel hebben in hun leven. Als ze dat niet hadden, dan kon ik ze misschien een beetje oplappen maar niet beter maken.”

Dat zegt Gladys McGarey in een interview voor NRC.

Zij werd arts in een tijd dat zoiets bijzonder was voor een vrouw. Op 103-jarige leeftijd schreef ze een boek met als Nederlandse titel ‘Het goedgeleefde leven’. En als ondertitel: ‘De zes geheimen van een 103-jarige arts voor een gezond en gelukkig leven’.

In het boek vertelt ze hoe je gelukkig en gezond oud kunt worden.

”Echte gezondheid heeft niets te maken met alleen een medische diagnose stellen of het verlengen van een leven gewoon omdat het kan”, zegt McGarey.
”Als arts kan je klachten en ziekten op de reguliere wijze behandelen, maar ware gezondheid gaat ook om hoe we met de wereld om ons heen leven.”

Ieder individu ziet zij als een compleet en complex wezen, met een unieke reeks fysieke, psychologische en spirituele kenmerken en met een hoeveelheid doelen die hij of zij in het leven moet vervullen. Ziel en lichaam zijn met elkaar verbonden en bij gezondheid gaat het er volgens haar ook om dat iemand het gevoel heeft zijn talenten met de wereld te kunnen delen.

 

Je moet een plan hebben waardoor je wilt blijven leven

 

Als ik kijk naar mezelf, dan heb ik nog genoeg plannen waardoor mijn juice, mijn levensvreugde, blijft stromen. Zelfs zo veel plannen dat M. zich afvraagt hoe ik al die plannen ga combineren. “Je hebt ook nog je business te runnen”, zei hij onlangs. “En je keramiek en je pianospel.” Dat naast dat ik graag regelmatig onze kinderen en kleinkinderen zie.

En ja, ik onderken en ervaar wat Gladys McGarey zegt over gezondheid. Dat het er bij gezondheid ook om gaat dat je het gevoel hebt je talenten met de wereld te kunnen delen.

 

Hoe is dat voor jou?

Heb jij een plan waardoor je juice blijft stromen? Iets wat voor jezelf belangrijk is?

Zou je meer of in een andere vorm je talenten met de wereld willen delen? Maar weet je nog niet hoe die stap te zetten en hoe die vorm zich moet ontwikkelen?

Laat het me horen. Een afspraak voor een oriënterend gesprek maak je met deze link.

 

 

 

 

Zoals je misschien weet, wandel ik graag en maak ik elke ochtend een ochtendwandeling. Daarmee start ik mijn dag.

Wandelen is voor mij geen sport, want bij sport denk ik aan afzien en discipline. De vierdaagse van Nijmegen lopen, is bijvoorbeeld voor mij geen aantrekkelijke optie. Alhoewel ik met heel veel plezier terugdenk aan de vele huttentochten die we hebben gemaakt. En ik best weer eens een huttentocht zou willen maken.

 

Samen er een succes van maken

 

Ik ben beslist niet de enige die graag wandelt.  

Vorige week maakte ik nog een stevige wandeling met een van mijn coachklanten. Op haar verzoek, een wandeling als afronding van haar loopbaantraject. Vorige maand is zij begonnen in een mooie, nieuwe baan.  

Voor mij was het fijn om haar ervaringen in haar nieuwe werk te horen en samen terug te blikken op ons traject.  

Want ja, samen een succes maken van een loopbaantraject, daar ga ik voor. ‘Samen’ is cruciaal voor mij. Want alleen, kan ik niet het succes creëren dat we beogen in een traject. Dat moeten we samendoen.  

En het is mooi om ons succes dan ook samen te vieren. En al wandelend onze ervaringen uit te wisselen.   

 

Omdat samen er een succes van maken cruciaal is voor het resultaat van het loopbaantraject, start ik elk traject met een oriënterend gesprek. Dat gesprek is écht wederzijds oriënterend.  

Voor jou als klant om je een beeld te vormen van mij als persoon en mijn aanpak en werkwijze in loopbaantrajecten.  

Voor mij als loopbaancoach om me een beeld te vormen van jou als persoon en van jouw loopbaanvraag. Om op basis daarvan een inschatting te maken of ik jou kan helpen om te komen tot antwoorden op jouw vragen.  

En zo ja, dan gaan we samen op weg om van ons traject een succes te maken.  

 

In mijn visie zit het antwoord op jouw loopbaanvragen in je. Het is de kunst en de kunde om in een coachtraject dat antwoord eruit te halen.  

Daarbij ben ik niet de persoon die jou louter een advies gaat geven welk werk het beste bij jou past. In mijn begeleidingstrajecten past een rol als coach dan ook beter dan een rol als adviseur. 

In mijn trainingen en individuele loopbaantrajecten laat ik je ervaren hoe je komt tot meer waarde in werk: 

  • Waarde in de zin van de waarde die jij levert voor een werkgever of opdrachtgever. 
  • Waarde als maatschappelijk bijdrage die jij levert met je werk. 
  • Persoonlijke waarde(n) die jij terugziet in je werk. 
  • Waarde die werk je impliciet of expliciet teruggeeft als arbeidsvreugde. 
  • Waarde van werk in balans met privé. 

 

Dat betekent concreet dat je je vaardigheden eigen maakt om proactief loopbaangedrag te laten zien en strategisch met je loopbaan om te gaan. Zodat je je als professional vrijelijk kunt bewegen op de arbeidsmarkt en tijdig bij kunt sturen als dat nodig is.   

 

Voel jij je gevangen in je huidige werk?  

Durf je geen stappen te zetten, vooral omdat je niet weet welke richting je uit wilt gaan?  

Laat het me horen. In een oriënterend gesprek kun je jouw vragen aan me voorleggen. En kun je je een beeld vormen van mij en mijn aanpak. Zo’n oriënterend gesprek is kosteloos. En verplicht je tot niets.   

En ben je een medewerker die valt onder de sector Rijk of werk je bij de Autoriteit Persoonsgegevens en ben je de afgelopen drie jaar onafgebroken in dienst bent geweest? Lees hier meer over het door het A+O fonds Rijk gesubsidieerde loopbaanbegeleidingstraject.  

 

 

In PW, het vakblad voor HR-professionals, las ik een artikel over Regina Coeli, de ‘nonnen van Vught’.

Een aantal jaren geleden heb ik mijn Engels geüpgraded bij Regina Coeli.

 

In het artikel werd ik geprikkeld en geïnspireerd door wat ze bij Regina Coeli ‘de dode hoek’ noemen: elkaar niet begrijpen terwijl je dezelfde taal spreekt.

Ik heb de indruk dat bij steeds meer organisaties Engels de voertaal is. En in cv’s van mijn klanten zie ik met regelmaat bij talenkennis ‘Engels goed in woord en geschrift’.

Maar wat betekent dat concreet? Ben je goed in het begrijpen van Engelse teksten, het begrijpen van gesproken Engels, zelf schrijven en spreken in het Engels? Bovendien, wat is ‘goed’?

 

Pas op voor de dode hoek

 

Volgens het artikel overschatten Nederlanders hun vaardigheid in het Engels.

Nederlanders kunnen het Engels van Nederlanders begrijpen, terwijl mensen met een andere culturele achtergrond geen idee hebben waar je het over hebt of je bijvoorbeeld een botte Hollander vinden.

In de internationale samenwerking in het Engels ontstaat ruis doordat iedereen vanuit een andere taal en cultuur het Engels geleerd heeft.

 

Iets vergelijkbaars kan gebeuren als jij in gesprekken met een potentiële werkgever spreekt over jouw kwaliteiten. En je bijvoorbeeld zegt dat je ondernemend bent. Je gesprekspartner vormt zich daarbij een beeld van de kwaliteit ‘ondernemend’ en dat beeld hoeft niet overeen te komen met het beeld dat jijzelf daarvan hebt.

‘Ondernemend’ is bijvoorbeeld meer dan ondernemend de wereld benaderen, je openstellen voor het opdoen van nieuwe ervaringen en je ontwikkelen.

Het is goed om je bewust te zijn van een mogelijke ‘dode hoek. Want het hele veld van een label voor een kwaliteit is vaak breder dan je zelf denkt en breder dan wat je zelf kan. Zo zit de ‘dode hoek’ in het voorbeeld ‘ondernemend’ bij het bedrijfsmatige. En daarbij hoort bijvoorbeeld ook dat je in kunt schatten wat mogelijke risico’s zijn.

 

Wat dat betreft denk ik dat met regelmaat wordt onderschat wat erbij komt kijken als je als zelfstandig professional aan het werk gaat. Het is goed om je te realiseren dat je naast het vak dat je beheerst, er een nieuw vak bij krijgt; het vak ‘ondernemen’.

Overigens is het ook zo dat, zoals je zelf je niet bewust kunt zijn van een mogelijke ‘dode hoek’, het ook kan zijn dat een potentiële werk- of opdrachtgever zich niet bewust is van zijn ‘dode hoek’. Want hij vormt zich een beeld van jouw kwaliteiten op basis van het beeld dat jij daarvan schetst. En dat beeld hoeft niet overeen te komen met de realiteit.

Zoals ik weleens van een werkgever heb gehoord: ‘Die persoon hadden we achteraf bezien niet aan moeten nemen’.

 

 

Voorkom dat je elkaar niet begrijpt, terwijl je ogenschijnlijk dezelfde taal spreekt.

Zorg dat je in staat bent om je kwaliteiten specifiek te benoemen. Illustreer je kwaliteiten met concrete voorbeelden waaruit blijkt dat je genoemde kwaliteiten hebt. En maak concreet welke resultaten je hebt bereikt met de inzet van jouw kwaliteiten.

 

Vind je het moeilijk om jezelf te profileren met je kwaliteiten?

En kun je wel wat hulp gebruiken bij het overtuigend communiceren over wat jij te bieden hebt op de arbeidsmarkt?

Laat het me horen. Maak een afspraak voor een kosteloos oriënterend gesprek met deze link: https://my.timetrade.com/book/7JY2H

 

 

 

 

Psychologische theorieën, die dagelijks gedrag van mensen in allerlei situaties verklaren, daar ben ik erg in geïnteresseerd.

En ik deel die theorieën graag met jou en mijn coachklanten, omdat ze vaak heel verhelderend zijn.

 

Een voorbeeld daarvan is de psychologie van de ikken.

Dat is de psychologie die ervan uitgaat dat je persoonlijkheid opgesplitst is in delen; subpersonen, kanten van jezelf, stemmen, ikken of energieën.

Bij subpersonen en stemmen moet je dan overigens niet denken aan psychische stoornissen.

Dat we allemaal meerdere ikken in ons hebben, is een normaal en gezond verschijnsel.

Het is een gegeven van onze persoonlijkheid.

 

Zoals ook beschreven in het werk van Assagioli, kun je je persoonlijkheid vergelijken met een bus vol ikken.

 

De psychologie van de ikken; je persoonlijkheid opgesplitst in subpersonen

 

De verschillende ikken zijn jouw passagiers en als het goed is, dan zit jij als chauffeur aan het stuur.

Jouw ikken hebben uiteenlopende ideeën over hoe de bus bestuurd moet worden en laten dat ieder op zijn tijd, ook horen.

Helaas duwen ze jou als chauffeur ook geregeld opzij en nemen zelf het stuur in handen.

 

In een gesprek met een van mijn coachklanten kwam de psychologie van de ikken ter sprake.

Graag wil hij zijn gevoelskant en zijn intuïtie meer inzetten in zijn werk.

In plaats van zijn rationele kant, die nu geregeld de boventoon voert.

 

Volgens de psychologie van de ikken ontwikkel je jouw subpersonen om te overleven en dat begint al vroeg.

Die subpersonen worden gevormd op basis van normen en waarden in je gezinssysteem, de plek waar je woont, je religie, cultuur en wat je in je leven meemaakt.

Ik las daar mooie voorbeelden van in een lunchinterview met Fokke Obbema in NRC.

Hij vertelt onder andere over zijn hartstilstand in 2017.

 

In het interview geeft hij aan, hoe de omgeving waarin hij opgroeide zijn invloed had op de ontwikkeling van zijn subpersonen.

Zo was hij voor zijn hartstilstand naar zijn zeggen strak afgesteld en altijd gericht geweest op presteren.

In termen van de psychologie van de ikken was het zijn pusher die hem hard deed werken.

 

Als kind was het de manier om liefde van mijn ouders te krijgen.”

Zijn moeder was docent Nederlands op een gymnasium en zijn vader was specialist in Middeleeuwse handschriften en hoogleraar.

Zijn vader wilde dat zijn zoon ook de wetenschap in ging en had de route voor hem uitgestippeld.

 

Maar Fokke Obbema maakte zijn eigen keuze.

In 1991 begon hij bij de Volkskrant en in 2002 werd hij correspondent in Frankrijk.

Zijn gedroomde baan, maar wel hard werken om, zoals hij zegt, zijn bestaan daar te rechtvaardigen.

Wellicht speelde zijn innerlijke criticus daarbij een grote rol.

 

Bij zijn terugkeer, in 2007, met vrouw en dochter en een tweede dochter op komst, had hij bedacht dat hij over zingeving wilde schrijven.

Hij naar Pieter Broertjes, de hoofdredacteur.

„Die zei: ontzettend leuk idee, maar we hebben een chef economie nodig. Dus brave soldaat die ik ben, is het dat geworden.” (Brave soldaat als subpersoon)

 

Een jaar later brak de kredietcrisis uit, weer hard werken.

In 2010 solliciteerde hij naar de baan van Pieter Broertjes, maar die kreeg hij niet.

Hij kreeg een regeling waardoor hij een boek over China en Europa kon schrijven.

En de zin van het leven?

„Die was voor mij alle bordjes in de lucht houden. Je zit in de fase met jonge kinderen, je vrijheidsgraden zijn klein en je probeert controle over je leven te houden.

En in die controle was ik nogal afstandelijk.” (De controleur, als subpersoon)

 

Met het afstandelijke bedoelde hij, dat hij niet het diepere contact met de mensen om zich heen zocht en er vaak niet echt voor hen was.

Hij was altijd half of helemaal met zijn hoofd bij zijn werk.

„Geen zwakte laten zien, weinig emotie. Ik praatte er wel over, maar bij wijze van spreken achter een scherm.”

 

En had hij een hartstilstand nodig om dat te veranderen?

Veranderingen zijn altijd gradueel. Het is niet zo dat ik nu de hele tijd met een neergeklapt scherm door de wereld loop en overal voor opensta.

Maar in mijn beleving is er wel een verschil, ja.

Ik durf kwetsbaarder te zijn, ook tegenover mijn vrienden. Het hoeft niet alleen maar over successen te gaan, of over de vakantie in Toscane en hoe lekker de witte wijn was.

De pijnlijke dingen mogen benoemd worden.”

 

En die openhartigheid over de stress en onzekerheid na zijn redding heeft hem veel opgeleverd.

Bijvoorbeeld betere gesprekken met zijn vrienden.

Zelf noemt hij het „meer vrouwelijke” gesprekken.

 

 

 

Wacht niet af tot je onderuitgaat, omdat je niet meer aan het stuur zit.

Of ongelukkig bent met de subpersonen die in je leven de boventoon voeren.

Laat je inspireren door Ik (k)en mijn ikken.

En laat het me horen als je het gesprek aan wilt gaan over en met jouw ikken.

 

 

 

 

Wil jij je droombaan vinden?

‘Denk terug aan je jonge jaren’, zegt Japke-d. Bouma in NRC.

Het is een van de 13 stappen van haar plan om je droombaan te bedenken en te bereiken.

 

In mijn jonge jaren, ik denk dat ik een jaar of tien of twaalf was, wist ik wat ik wilde worden: verpleegster.

Ik was in die tijd onder behandeling bij de dermatoloog en hij maakte me snel duidelijk dat ik dat met mijn eczeemhanden wel kon vergeten.

Zo volgzaam als ik was en zo veel vertrouwen als ik kennelijk had in het oordeel van de dermatoloog, heb ik het idee van verpleegster worden maar snel laten varen.

Vervolgens heb ik in die periode überhaupt niet meer nagedacht over mijn loopbaan.

 

Ik weet wel dat een van mijn vriendinnen toen al wist dat zij verloskundige wilde worden. Toen heette dat nog ‘vroedvrouw’. Ik vond het heel bijzonder dat zij daar zo stellig in was, maar het was voor mij geen inspiratie. Terwijl ik wel al heel vroeg vakantiewerk heb gedaan op de zuigelingenafdeling van wat toen nog heette ‘de vroedvrouwenschool’ in Heerlen.

 

Wat was vroeger jouw droombaan?

Marlène, 16 jaar, vakantiewerk vroedvrouwenschool 

 

Veel jaren later heb ik nog weleens gedacht dat verloskundige als beroep heel goed bij mij had kunnen passen. Maar na alle andere opleidingen die ik al had gevolgd en ook alle werkervaring, was dat geen serieuze optie meer.

 

‘Probeer veel uit!’, zegt Japke. ‘En als het niks is, ga je weer door.’

Dat doet me denken aan de voordracht die Steve Jobs in 2005 hield aan de Stanford University over ‘connecting the dots’; het belang van het leggen van de juiste verbindingen tussen de ervaringen en inzichten in het leven.

In zijn persoonlijk leven, de verbindingen tussen de ervaringen en inzichten, die hij tijdens het volgen van colleges had opgedaan en die volgens hem aan de basis van het succes van Apple hebben gestaan.

Daarbij gaf hij aan dat de cruciale verbindingen vooraf door hem niet waren voorzien, maar dat pas achteraf bleek hoe belangrijk ze waren voor de uitzonderlijke innovaties van Apple.

 

Wat dat betreft is het mooi en waardevol om eens terug te denken aan je leven tot nu toe. Welke ervaringen en inzichten springen er voor jou uit?

En vervolgens: Hoe kun je verbindingen maken tussen de verschillende inzichten en ideeën?

Steve Jobs zei daarover: ‘This approach has made all the difference in my life.’ Misschien geldt dat ook wel voor jou.

 

Die verbindingen laten zich overigens niet sturen, zegt Jobs. Gaandeweg moeten ze zelf kunnen ontstaan: ‘You can’t connect the dots forward; you can only connect them backwards.’

Het inzicht in de verbindingen ontstaat dus pas terugblikkend.

 

En vooruitkijkend, dient er sprake te zijn van vertrouwen in een toekomst als aantrekkingskracht (attractor); ‘So you have to trust that the dots will somehow connect in your future. You have to trust in something: your gut, destiny, life, karma, whatever.’

 

Had jij vroeger een droombaan? En heb je die baan stap voor stap ook gerealiseerd?

Of:

Heb jij je droombaan nog niet gevonden? Sterker nog, heb je geen idee van hoe die eruit zou moeten zien?

Lees mijn boek ‘Wat wil ik nu echt?’ – Een loopbaanstrategie voor gedreven hbo’ers en academici die meer waarde willen realiseren in hun werk.

 

 

 

 

Ken je het verhaal van de visser en zijn vrouw die zo arm waren dat ze alleen maar in een pot konden wonen?

Misschien gaat er een belletje bij je rinkelen als je onderstaand riedeltje hoort:

Mannetje, mannetje Timpe Te,
Botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.

Het is een riedeltje uit een van de sprookjes van Grimm. Ik heb dat vaak voorgelezen aan onze kinderen.

Het verhaal gaat over een visser die elke dag gaat hengelen. Op zekere dag heeft hij een bijzondere vis, een bot, aan zijn hengel. Die bot blijkt geen echte vis te zijn, maar een betoverde prins.

De prins vraagt de visser om hem weer terug te zetten in het water. Hij is toch niet lekker. De visser zet de bot terug in het water en gaat terug naar zijn vrouw in de pot.

‘Man’, zei de vrouw, ‘niks gevangen?’Nee’ zei de man, ‘een bot gevangen, die zei dat hij een betoverde prins was en toen liet ik hem maar weer zwemmen.’

‘Heb je dan geen wens gedaan?’ ‘Nee’, zei de man ‘wat zou ik nu wensen?’ ‘Ach’, zei de vrouw, ‘wat is dat nou, altijd in zo’n pot wonen. Je had toch wel een vissershutje kunnen wensen.’

En de man ging weer naar de zee en zei:

Mannetje, mannetje Timpe Te,
Botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.’

 

Mannetje, mannetje Timpe Te

 

Daar kwam de bot aanzwemmen en zei: ’Nou, wat wil ze dan?’ ‘Ze wil niet meer in die pot wonen, ze wil een hut.’ ‘Ga maar’, zei de bot. ‘Ze heeft hem al.’

Maar de hut was niet goed genoeg. De vrouw wilde een kasteel. En na het kasteel wilde de vrouw koning worden. Toen ze koning was, wilde ze keizer worden. En toen ze keizer was, paus.

Steeds weer ging de visser terug naar de zee en herhaalde zijn riedeltje.

En steeds zei de bot: ‘Ga maar, ze is het al.’

Maar voor zijn vrouw was het nog steeds niet genoeg. Uiteindelijk wilde ze als de lieve Heer worden. Ze realiseerde zich daarbij niet wat ze vroeg. ‘Ga maar terug, ze zit alweer in jullie oude potje.’

 

Ik moest aan het verhaaltje denken na een gesprek met een van mijn coachklanten. Hij wil graag meer en beter, niet alleen in zijn werk, maar ook daarbuiten.

Met die wens is niks mis. Er is ook niks mis met je laten inspireren door leeftijdgenoten die in jouw ogen maatschappelijk gezien al hoger op de ladder zitten dan jijzelf.

Belangrijk is volgens mij de vraag: ‘Wat maakt dat bijvoorbeeld een hogere functie voor jou nastrevenswaard is?’ Of anders gezegd: ‘Waarom wil je dat?’

Het antwoord op die vraag hangt nauw samen met wat werk voor jou betekent. Dat is een vraag die lang niet voor iedereen makkelijk te beantwoorden is. En waar ook mijn coachklant eens diep over wil nadenken. Dat geldt ook over wat hij meer en beter wil, buiten zijn werk.

 

Bovengenoemde topics hebben alles te maken met wat betekenisvol en nastrevenswaard is voor jou. In een coachtraject besteden we daar dan ook aandacht aan. Want werk kun je niet los zien van wat naast werk belangrijk voor je is.

 

 

Heb je nog onvoldoende zicht op wat werk voor jou waardevol maakt?

Lees mijn boek ‘Wat wil ik nu echt?’ – Een loopbaanstrategie voor gedreven hbo’ers en academici die meer waarde willen realiseren in hun werk.

 

Schat je bij voorbaat in dat je wel wat hulp kunt gebruiken om te komen tot een antwoord op de vraag wat je écht wilt?

Plan een afspraak in voor een oriënterend gesprek, in mijn online agenda. Dat kan met deze link.

 

 

 

 

‘Waarom werk je?’ Of als je nu niet werkt, maar wel graag aan het werk wilt: ‘waarom wil je werken?’

Het is een vraag die in elk loopbaanbegeleidingstraject bij MEER WAARDE IN WERK naar voren komt. Soms iets anders geformuleerd. Bijvoorbeeld: ‘Wat betekent werk voor jou?’.

Het antwoord op die vraag is heel persoonlijk en je antwoord op die vraag kan ook veranderen gaande je levensloop. In die zin dat je afhankelijk van de levensfase waarin je zit, andere prioriteiten stelt en anders gaat kijken naar werk. Zo sprak ik laatst een zestigjarige. Werk hoeft voor hem niet iets groots te zijn. Hij ziet werk vooral als een bron van inkomsten en iets van zichzelf waarin hij zijn kwaliteiten in kan zetten, iets kan leren en zichzelf kan ontwikkelen.

Over ‘Waarom werk je eigenlijk?’ las ik laatst een artikel in mt/sprout. Volgens onderzoek van de Amerikaanse organisatiepsycholoog Amy Wrzesniewski is er verschil tussen het hebben van een baan, een carrière of roeping.

Mensen die hun werk als baan zien, werken vooral om geld (salaris) te krijgen en daarmee brood op de plank. ‘Dat betreft in Nederland 35 procent’, volgens Heidi Jansen. Zij schreef het boek ‘Werk en zingeving, van succes naar betekenis’.

‘Mensen die hun werk zien als carrière werken voor status, ergens bij horen, erkenning en persoonlijke ontwikkeling. Dat betreft 31 procent. Tot slot is er nog 23 procent die werk als roeping ziet en verschil wil maken, en 11 procent weet het gewoonweg niet’.

Als ik kijk naar de antwoorden van mijn klanten en naar mijn eigen antwoord op de vraag ‘Waarom werk jij?’, dan zijn die antwoorden vaak genuanceerder dan louter ‘brood op de plank’, ‘een carrière’ of ‘een roeping’. Vaak is het ook een combinatie van bronnen van betekenis, maar wel met accentverschillen.

Als ik mijn werkmissie, zoals omschreven in mijn boek ‘Wat wil ik nu echt?’ erop nalees, is die nog steeds van toepassing. Zij het met andere accenten dan eind 2020, de publicatie van mijn boek.

“Mijn werk houdt mij scherp en door mijn werk ervaar ik dat ik midden in de maatschappij sta. Mijn werk biedt kansen om me verder te ontwikkelen en mijn talenten te ontplooien. Door mijn werk kan ik mijn persoonlijke boodschap uitdragen en een maatschappelijke bijdrage leveren. Dit doe ik door mensen te inspireren tot ontwikkeling en hen daarin te ondersteunen. Door het beste en het unieke in hen naar boven te halen en hen zo toe te rusten dat ze hun ambities daadwerkelijk kunnen realiseren, in hun werk en privé. Door mijn werk lever ik ook een bijdrage aan ons gezinsinkomen en voel ik me financieel onafhankelijk.”

Mijn werkmissie beschrijft wat voor mij belangrijk is in werk, waar ik warm voor loop en wat ik nastreef. Daardoor fungeert de werkmissie ook als een soort meetlat aan de hand waarvan ik keuzes maak en op basis waarvan ik concrete doelen stel. Want mijn werkmissie staat niet los van mijn ‘missie’ voor andere levensterreinen die belangrijk voor me zijn. Werk is voor mij een betekenisvol deel van mijn leven, maar niet ‘mijn leven’. Daarvoor zijn er te veel andere zaken die ook waardevol voor me zijn.

Ik leef niet om te werken. Ik werk niet om te leven. Werk is deel van mijn leven.

 

Heb je een baan, een carrière of een roeping?

 

Graag geef ik je een paar vragen ter overweging:

  • Waarom werk jij?
  • Of als je nu niet werkt: waarom zou je willen werken?

En aanvullend:

  • Als je werkt: waarom doe je wat je doet qua werk?
  • Als je nu niet werkt: wat voor werk zou je graag willen doen?

Moet je vooralsnog het antwoord op bovengenoemde vragen schuldig blijven? Zou je voor jezelf wel graag jouw antwoord willen weten, maar kom je er vooralsnog niet uit?

Neem gerust contact met me op. Ik help je graag op weg.

 

 

 

 

Misschien ken jij ze ook, mensen die altijd iets te mopperen hebben. Of misschien nog sterker, zeuren; klagen en mopperen tegelijk.

Ik las erover in de NRC, in een artikel over zeuren, mauwen, zeveren. En het advies: doe het maar niet.

Mopperen mag best, volgens de auteur, Gijsbert van Es. Mopperen ziet hij dan als een milde vorm van klagen. Maar je moet het niet te vaak en te veel doen. Dan word je een mopperkont.

Met klagen is an sich ook niets mis, mits het gerechtvaardigd is. Maar met zeuren moet je volgens van Es oppassen. Zeuren kan al snel een vervelende verslaving zijn.

Van Es zegt daarover: “Zeuren is chronische bozigheid, in eindeloze herhaling geuit, met variatie in de aangekaarte problematiek.”

Helaas hoor ik dat soms van klanten die niet gelukkig zijn met hun werk.

 

Mopperen mag best, maar niet te vaak want dan word je een mopperkont

 

Misschien ben je geneigd om klagen, mopperen en zeuren op één hoop te gooien, maar volgens van Es is het goed om onderscheid te maken tussen enerzijds klagen en mopperen en anderzijds zeuren.

Klagen is volgens hem gerechtvaardigd als er een aanwijsbare reden voor is en de oorzaak bij een derde ligt. Ik moet bijvoorbeeld denken aan een bestelling die niet op tijd geleverd wordt of een afspraak die niet wordt nagekomen. Dan heb je het recht om te klagen. Maar heb je het over de drie weken regen die je in je vakantie hebt gehad, dan kun je daar wel over mopperen, maar strikt genomen niet over klagen.

Wat betreft klagen heeft van Es overigens nog een mooie tip: Heb je een klacht, formuleer je klacht kort en zakelijk. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat je een uitgebreide defensieve reactie krijgt van de beklaagde. Waar jij dan waarschijnlijk weer geneigd bent om op te reageren. Met het risico dat je in een vicieuze cirkel terecht komt van klagen en verdedigen.

Als je niet happy bent met je werk, kan het heel goed zijn dat je geneigd bent om te gaan mopperen en klagen. Bijvoorbeeld als je je benadeeld voelt omdat een collega in een vergelijkbare functie anders ingeschaald is dan jij. Of dat jij, naar jouw inschatting, te veel werk op je bordje krijgt.

Maar pas op, verval dan niet in zeuren; klagen en mopperen tegelijk.

Heb je een echte klacht, kaart het aan bij de persoon die het betreft. En nogmaals, houd het kort en zakelijk.

 

Heb je iets te mopperen?

Het kan je helpen om jezelf te bevragen aan de hand van The Work, de vraagtechniek van Byron Katie.

Met die vraagtechniek kom je er mogelijk achter dat je oordelen in je hoofd hebt, gedachten die je doen mopperen. En je met een beschuldigende vinger naar de buitenwereld doen wijzen.

Door de techniek van de vier vragen en de omkering zul je mogelijk inzien dat alles buiten jezelf een weerspiegeling is van je eigen denken. Zoals Byron Katie zegt: “Jij bent de verhalenverteller, de projector van alle verhalen en de wereld is het geprojecteerde beeld van jouw gedachten.”

 

En mocht je niet gelukkig zijn met hoe zaken lopen in je werk en betrap je jezelf erop dat je regelmatig loopt te mopperen en weet je niet hoe je aankaart waar je tegenaan loopt?

In plaats van te mopperen en te klagen, communiceer in termen van wat jij nodig hebt om goed te gedijen in je werk. Dan klaag je de ander niet aan, maar houd je het bij jezelf. En nodig je de ander uit om jou tegemoet te komen in jouw behoeften.

 

Probeer het eens uit en ervaar hoe anders dat werkt.

 

Wil je informatie over The Work van Byron Katie ontvangen?

Stuur me even een bericht. Dan mail ik je een link.